Betekenis van:
tandwiel

tandwiel (het ~ | meervoud tandwielen)
Zelfstandig naamwoord
  • wiel dat beweegt tussen assen; wiel met tanden; wiel dat beweegt tussen assen
"een [dertien-]tands tandwiel"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

tandwiel
Zelfstandig naamwoord
  • een wiel met een gekartelde rand bedoeld om in te grijpen in die van een ander ter overdracht van aandrijfkracht
"Dit mechaniek bestaat uit een aantal tandwielen."