Betekenis van:
tankstation

tankstation
Zelfstandig naamwoord
  • een plaats waar men benzine of diesel kan tanken
"Bij veel tankstations zijn de benzineprijzen behoorlijk omhoog gegaan."
tankstation (het ~ | meervoud tankstations)
Zelfstandig naamwoord
  • plaats om brandstof te tanken; plaats waar brandstof verkocht wordt; station om te tanken; benzinestation; plaats om brandstof te tanken
"een tankstation aan [de A1]"
"aan/bij een tankstation"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. We moeten een tankstation vinden omdat deze auto binnenkort geen benzine meer zal hebben.
  2. Tankstation
  3. Bouwen van tankstation
  4. Voorts hebben de Italiaanse autoriteiten zich ertoe verbonden geen enkele steun aan dat type tankstation te verlenen.
  5. de categorie wederverkoper/huurder („company-owned/dealer-operated”, hierna „Co/Do” genoemd), waarin de wederverkoper huurder is van het tankstation dat hij op eigen risico exploiteert, en tegelijk door een exclusieve afnameovereenkomst aan de leverancier is gebonden;
  6. de categorie wederverkoper/eigenaar („dealer-owned/dealer-operated”, hierna „Do/Do” genoemd), waarin de wederverkoper eigenaar is van het tankstation dat hij op eigen risico exploiteert; tegelijkertijd is hij door een exclusieve afnameovereenkomst gebonden aan de aardoliemaatschappij (de leverancier);
  7. de categorie wederverkoper in loondienst („company-owned/company-operated”, hierna „Co/Co” genoemd), waarin het tankstation wordt geëxploiteerd door werknemers of door dochtermaatschappijen van het oliebedrijf; deze wederverkopers dragen geen bedrijfsrisico's en zijn niet vrij om hun leveranciers te kiezen.