Betekenis van:
tas
tas (de ~ | meervoud tassen)
Zelfstandig naamwoord
- zak met handvat of draagriem
"een tas vol (cadeautjes)"
"iets in een tas doen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
tas (de ~ | meervoud tassen)
Zelfstandig naamwoord
- titel v.e. paragraaf; kopje boven een paragraaf
"een tas thee"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
tas (de ~ | meervoud tassen)
Zelfstandig naamwoord
- zijn voorkeur bepalen voor (een of meer uit een aantal personen of zaken)
"een tas stenen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
tas
Zelfstandig naamwoord
- een zak die men meeneemt om er zaken in te bergen die men bij zich wil hebben
tas
Zelfstandig naamwoord
- ''(België)'' een kopje
tas
Zelfstandig naamwoord
- een kubusvormig, stalen blok dat op een aambeeld wordt geplaatst, of in een bankschroef wordt geklemd, om als een klein aambeeld te dienen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Wilt ge een tas koffie?
- Mag ik een papieren tas?
- Van wie is deze tas?
- Welke tas is van jou?
- Welke tas is van jou?
- Is dit jouw tas of de zijne?
- Ik zoek een tas voor mijn vrouw.
- Wat heb je met mijn tas gedaan?
- Hij draagt een tas op zijn rug.
- Kan ik mijn tas hier laten?
- Mijn tas is te oud. Ik moet een nieuwe kopen.
- Deze doos is zo groot dat hij niet in mijn tas past.
- Heeft u misschien een tas voor mij?
- thalliumarsenicumselenide (Tl3AsSe3, ook bekend als TAS);
- De golfkar kan een tas met golfclubs vervoeren.