Betekenis van:
tas

tas (de ~ | meervoud tassen)
Zelfstandig naamwoord
  • zak met handvat of draagriem
"een tas vol (cadeautjes)"
"iets in een tas doen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

tas (de ~ | meervoud tassen)
Zelfstandig naamwoord
  • titel v.e. paragraaf; kopje boven een paragraaf
"een tas thee"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

tas (de ~ | meervoud tassen)
Zelfstandig naamwoord
  • zijn voorkeur bepalen voor (een of meer uit een aantal personen of zaken)
"een tas stenen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

tas
Zelfstandig naamwoord
  • een zak die men meeneemt om er zaken in te bergen die men bij zich wil hebben
tas
Zelfstandig naamwoord
  • ''(België)'' een kopje
tas
Zelfstandig naamwoord
  • een kubusvormig, stalen blok dat op een aambeeld wordt geplaatst, of in een bankschroef wordt geklemd, om als een klein aambeeld te dienen
tas
Zelfstandig naamwoord
  • een weg die toegang verschaft tot een woning of ander gebouw.

Synoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Wilt ge een tas koffie?
  2. Mag ik een papieren tas?
  3. Van wie is deze tas?
  4. Welke tas is van jou?
  5. Welke tas is van jou?
  6. Is dit jouw tas of de zijne?
  7. Ik zoek een tas voor mijn vrouw.
  8. Wat heb je met mijn tas gedaan?
  9. Hij draagt een tas op zijn rug.
  10. Kan ik mijn tas hier laten?
  11. Mijn tas is te oud. Ik moet een nieuwe kopen.
  12. Deze doos is zo groot dat hij niet in mijn tas past.
  13. Heeft u misschien een tas voor mij?
  14. thalliumarsenicumselenide (Tl3AsSe3, ook bekend als TAS);
  15. De golfkar kan een tas met golfclubs vervoeren.