Betekenis van:
teer

teer
Bijvoeglijk naamwoord
  • broos, breekbaar
"Dat zijn zeer tere bloemen."
teer
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet grof; fragiel
"een tere gezondheid"
"tere plantjes"

Synoniemen

teer
Bijvoeglijk naamwoord
  • teer; kwetsbaar; delicaat
"dat is voor hem een teer punt"
"een teer onderwerp"

Synoniemen

teer
Zelfstandig naamwoord
  • een olieachtige vloeistof met een zeer hoge viscositeit

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. overige teer
  2. Teer, bruinkool
  3. Teer, steenkool; koolteer
  4. Teer en koolstofhoudend afval
  5. Teer, pijnboom/pijnboomteer
  6. Teer, bruinkool, lage temperatuur
  7. Teer, kool, lage temperatuur; petroleum
  8. Teer, kool, hoge temperatuur; koolteer
  9. teer: max. 12,5 g/kg
  10. het testen van teer in bestratingsmaterialen;
  11. Teer, kool, opslagresiduen; steenkoolteer, vaste bestanddelen
  12. koolteer en met teer behandelde producten
  13. Warme teer stoot kankerverwekkende gassen uit.
  14. Teer, kool, lage temperatuur, destillatieresiduen; teerolie, tussenfractie
  15. Pek en pekcokes, van steenkoolteer of van andere minerale teer