Betekenis van:
tehuis
tehuis (het ~ | meervoud tehuizen)
Zelfstandig naamwoord
- plek waar je woont; eigen plek waar je je thuis voelt; een eigen plek; honk
"een goed tehuis gezocht voor een jonge hond"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
tehuis
Zelfstandig naamwoord
- vaste verblijfplaats
Voorbeeldzinnen
- Bouwen van tehuis
- Diensten van tehuis voor patiënten met psychische stoornissen
- in een tehuis waarvan de aanvrager de beheerder, een personeelslid of een medepensiongast is (6)