Betekenis van:
tekort
tekort
Zelfstandig naamwoord
- een ontbrekende hoeveelheid
"Er heerste een groot tekort aan graan."
tekort (het ~ | meervoud tekorten)
Zelfstandig naamwoord
- onvoldoende aanwezigheid; het niet bezitten van iets; ontbrekende hoeveelheid
"een tekort aan [voedingsmiddelen/manschappen/moed]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
tekort
Zelfstandig naamwoord
- moreel slechte hoedanigheid
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Mn-tekort
- B-tekort
- 2 Tekort
- S Tekort
- K-tekort
- Cu-tekort
- Mg-tekort
- Fe-tekort
- N-tekort
- Boekhoudkundig tekort
- Tekort (–) of overschot (+)
- Primair tekort (–) of overschot (+)
- tekort aan vereist reagens;
- Tekort of teveel
- BTP-tekort (–) of overschot (+)