Betekenis van:
tekort

tekort
Zelfstandig naamwoord
  • een ontbrekende hoeveelheid
"Er heerste een groot tekort aan graan."
tekort (het ~ | meervoud tekorten)
Zelfstandig naamwoord
  • onvoldoende aanwezigheid; het niet bezitten van iets; ontbrekende hoeveelheid
"een tekort aan [voedingsmiddelen/manschappen/moed]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

tekort
Zelfstandig naamwoord
  • moreel slechte hoedanigheid

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Mn-tekort
  2. B-tekort
  3. 2 Tekort
  4. S Tekort
  5. K-tekort
  6. Cu-tekort
  7. Mg-tekort
  8. Fe-tekort
  9. N-tekort
  10. Boekhoudkundig tekort
  11. Tekort (–) of overschot (+)
  12. Primair tekort (–) of overschot (+)
  13. tekort aan vereist reagens;
  14. Tekort of teveel
  15. BTP-tekort (–) of overschot (+)