Betekenis van:
telefoontje
telefoontje (het ~ | meervoud telefoontjes)
Zelfstandig naamwoord
- telefoongesprek
"een telefoontje plegen"
"een telefoontje krijgen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Tom kreeg een telefoontje van het ziekenhuis.
- Ik wacht op een zeer belangrijk telefoontje.
- Ik wil een telefoontje plegen, maar ik heb geen kleingeld.
- Dit type kennisgeving moet steeds worden voorafgegaan door een telefoontje naar het mobiele nummer van de Commissie voor RAPEX (met name in het weekend en in vakantieperioden).