Betekenis van:
telling
telling
Zelfstandig naamwoord
- het resultaat van het tellen
"Deze telling klopt niet helemaal."
telling
Zelfstandig naamwoord
- de handeling van het tellen
"We zullen een telling moeten houden."
telling (de ~ | meervoud tellingen)
Zelfstandig naamwoord
- het tellen; het tellen of geteld worden
"een telling verrichten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Telling van Listeria monocytogenes
- Telling van Listeria monocytogenes:
- Telling Listeria monocytogenes
- Telling van de openbare voorraden
- Telling: gietplaatmethode onder gebruikmaking van chlooramfenicol-glucosegistextractagar.
- Bepaling van de veebezetting door telling
- Analyses voor de telling van Listeria monocytogenes
- Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van trypton-soja-agar na verhittingsbehandeling.
- voortzetting van de reeds begonnen telling van de overheidsambtenaren;
- 60 EUR voor iedere analyse voor de telling van Listeria monocytogenes;
- microbiële biomassa (bv. directe telling met acridine oranje of kolonievormende eenheden);
- 60 EUR voor ieder verzameld, geëvalueerd en gerapporteerd monster voor de telling van Listeria monocytogenes;
- Analysemethode [1]Telling met spreidplaatmethode onder gebruikmaking van trypton-soja-agar met voorverhittingsbehandeling van voedermonsters
- Het resultaat van de telling maakt deel uit van die gegevens.
- Analysemethode [1]Telling met spreidplaatmethode onder gebruikmaking van gal esculine azide agar