Betekenis van:
temperatuur

temperatuur (de ~ | meervoud temperaturen)
Zelfstandig naamwoord
  • luchttemperatuur
"de temperatuur zakt naar de acht graden"
"temperatuur loopt op (naar acht graden)"

Hyperoniemen

temperatuur (de ~ | meervoud temperaturen)
Zelfstandig naamwoord
  • mate van warmte
"de temperatuur bedraagt/is"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

temperatuur
Zelfstandig naamwoord
  • grootheid die aangeeft hoe warm het is
"Met een thermometer kan men de temperatuur meten."
temperatuur
Zelfstandig naamwoord
  • stemming van de tonen van muziekinstrumenten
""De temperatuur is gelegd," zei de pianostemmer toen hij een octaaf had gestemd."
temperatuur (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • lichaamstemperatuur hoger dan normaal; koorts
"temperatuur hebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

temperatuur (de ~ | meervoud temperaturen)
Zelfstandig naamwoord
  • temperatuur v.h. lichaam; lichaamstemperatuur
"de mens heeft een temperatuur van zo'n 37 graden Celsius"

Synoniemen

Hyperoniemen

temperatuur
Zelfstandig naamwoord
  • volgens welk men zekere muziekinstrumenten stemt

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Mijn temperatuur is normaal.
  2. De temperatuur daalde plotseling.
  3. De gemiddelde temperatuur is gestegen.
  4. Welke temperatuur heeft het ijs?
  5. De temperatuur daalde met enkele graden.
  6. Melk moet men bewaren bij relatief lage temperatuur.
  7. De temperatuur is deze winter hoger dan gemiddeld.
  8. temperatuur;
  9. Temperatuur
  10. temperatuur;
  11. Temperatuur
  12. Temperatuur
  13. temperatuur;
  14. temperatuur
  15. Temperatuur