Betekenis van:
tempus

tempus (de/het ~ | meervoud tempora)
Zelfstandig naamwoord
  • eigenschap van werkwoordsvormen; werkwoordstijd

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. donoren — EG-Tempus TA 2004/05 overeenkomst
  2. 0EG-Tempus TA 2004/05 overeenkomst — Titel VI
  3. De inspanningen opvoeren om een betere deelname aan het Tempus-programma te bevorderen.
  4. Op 31 december 2006 is de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) verlopen.
  5. Beschikking van de Commissie van 4 september 2001 (Zaak COMP/M.2558) — Havas/Tempus; PB C 319 van 14.11.2001, punt 9 en daarin genoemde referenties).
  6. de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/311/EG van de Raad;
  7. de derde fase van het trans-Europees mobiliteitsprogramma voor hoger onderwijs (Tempus III) (2000-2006), goedgekeurd bij Besluit 1999/311/EG van de Raad [14];
  8. In overeenstemming met het tempus regit actum-beginsel dienen de geldende procedurele regels die van kracht zijn op het moment dat de beschikking wordt gegeven, toegepast te worden op niet-aangemelde steun, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald [33].
  9. De Commissie heeft besloten deze actie voor 2007-2013 te verlengen (Tempus IV) en die te financieren via drie instrumenten van het Europees beleid inzake buitenlandse hulp, namelijk het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking.
  10. De Europese Stichting voor opleiding moet nauwe banden hebben met het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), alsook met het Trans-Europees Mobiliteitsprogramma voor universiteitsstudies (Tempus) en de andere programma's die door de Raad in het leven zijn geroepen om hulp op opleidingsgebied te verschaffen aan de landen die bij de activiteiten van de Stichting betrokken zijn.