Betekenis van:
tennissen
tennissen
Zelfstandig naamwoord
- tennis spelen
"een potje tennissen"
"tegen iemand tennissen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Tom kan niet tennissen.
- Ik kan tennissen.
- Ze is dol op tennissen.
- Laat ons vanmiddag gaan tennissen.
- Tom kan best goed tennissen.
- Enkele meisjes waren aan het tennissen.
- Ik ga liever tennissen.