Betekenis van:
tijdklok
tijdklok (de ~ | meervoud tijdklokken)
Zelfstandig naamwoord
- schakelaar met een programma op tijd; tijdschakelaar; schakelaar met een programma op tijd
"de tijdklok zetten/instellen"
Synoniemen
Hyperoniemen
tijdklok (de ~ | meervoud tijdklokken)
Zelfstandig naamwoord
- klok voor controle v.d. werktijd; apparaat om komen en gaan te klokken