Betekenis van:
tijdschakelaar

tijdschakelaar (de ~ | meervoud tijdschakelaars)
Zelfstandig naamwoord
  • schakelaar met een programma op tijd; tijdschakelaar; schakelaar met een programma op tijd
"een tijdschakelaar instellen"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. De tijdschakelaar wordt afgesteld aan de hand van de afvoertijd van de gassen overeenkomstig het bepaalde in punt 6.4.2.2.
  2. Alle douches in sanitaire faciliteiten/gemeenschappelijke ruimten moeten een tijdschakelaar of een bewegingssensor hebben waardoor de waterstraal na een bepaalde tijd of wanneer zij niet worden gebruikt, wordt onderbroken.
  3. Alle douches in personeelsfaciliteiten, buitenruimten en gemeenschappelijke ruimten moeten een tijdschakelaar of een bewegingssensor hebben waardoor de waterstraal na een bepaalde tijd of wanneer zij niet worden gebruikt, wordt onderbroken.