Betekenis van:
toevoer

toevoer (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het (doen) toestromen van iets; aanlevering van goederen
"de toevoer van [gas en water/levensmiddelen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

toevoer
Zelfstandig naamwoord
  • het pad waarlangs iets een bepaalde plek bereikt
"Daarmee raakte de toevoer van koelwater geblokkeerd."
toevoer
Zelfstandig naamwoord
  • datgene wat toegevoerd wordt
"De toevoer van koelwater is niet groot genoeg."

Voorbeeldzinnen

  1. Gassen (aardolie), toevoer aminesysteem;
  2. Toevoer van radionucliden.
  3. Vlakschaafmachines met handmatige toevoer voor houtbewerking.
  4. verrijking van de toevoer, eindproduct en restmateriaal;
  5. Pennenbanken met verschillende spillen met handmatige toevoer voor houtbewerking.
  6. Machines voor diverse houtbewerkingen zonder wisselend gereedschap, toevoer werkstuk automatisch
  7. Machines voor diverse houtbewerkingen zonder wisselend gereedschap, toevoer werkstuk manueel
  8. Machines voor het spuitgieten en persen van rubber met handmatige toevoer of afvoer van het materiaal.
  9. „Gastoevoerinrichting”: een inrichting voor de toevoer van gasvormige brandstof naar het motorinlaatspruitstuk (carburateur of injector).
  10. Machines voor het spuitgieten en persen van kunststoffen met handmatige toevoer of afvoer van het materiaal.
  11. Toevoer van organische stoffen (b.v. rioleringen, mariene aquacultuur, aanvoer via rivieren).
  12. de mogelijke aansluitpunten voor de toevoer, het eindproduct en het restmateriaal („tails”);
  13. Herstel de atmosferische druk door toevoer van stikstof (3.10) en neem de kolf uit de rotatieverdamper.
  14. Eenzijdige schaafmachines met geïntegreerde voeding, met handmatige toevoer en/of afvoer voor houtbewerking.
  15. „Gasinjector”: een inrichting voor de toevoer van gasvormige brandstof naar de motor of het motorinlaatsysteem.