Betekenis van:
toneelstuk
toneelstuk (het ~ | meervoud toneelstukken)
Zelfstandig naamwoord
- verhaal dat bestemd is om uitgebeeld te worden
"een toneelstuk schrijven"
"een toneelstuk opvoeren"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
toneelstuk
Zelfstandig naamwoord
- een verhaal dat bestemd is om uitgebeeld te worden
"We bezochten het toneelstuk met de hele klas."
Voorbeeldzinnen
- Wie neem je mee naar het toneelstuk?
- Zij speelde voor het eerst in een toneelstuk.
- We hebben gisteren een geweldig toneelstuk gezien.