Betekenis van:
tonen
tonen
Werkwoord
- laten zien
"Dat toonde hoe moedig en capabel hij werkelijk was."
tonen
Werkwoord
- vertonen; blijk geven van; blijken te bezitten
"Hij toont moed door dit te doen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
toon (de ~ | meervoud tonen)
Zelfstandig naamwoord
- speciale klank v.e. geluid; klankkleur; klankkleur; klank
"een volle/ronde toon"
"de twaalf tonen van de chromatische toonladder"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
toon (de ~ | meervoud tonen)
Zelfstandig naamwoord
- manier van spreken
"een andere toon aanslaan"
"op [barse/hoge/vertrouwelijke] toon"
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik wil je iets tonen.
- Laat me je iets tonen.
- Ik wou het je tonen.
- Tom wil je iets tonen.
- Ik zal u mijn nieuwe auto tonen.
- Kom hier. Ik zal je iets tonen.
- Ik wou hen mijn waardering tonen.
- Ik zal u mijn nieuwe auto tonen.
- Kun je me de weg naar de bushalte tonen?
- Zult ge mij tonen wat ge gisteren gekocht hebt?
- Als je me volgt zal ik je de weg naar het ziekenhuis tonen.
- In Engeland vroeg de kelner ons: hoeveel bier wilt ge? Een halve "pint" of een "pint"? Omdat we niet wisten hoeveel dat dan wel was, vroegen we hem de glazen te tonen.
- Te tonen ETCS-functies
- te tonen EIRENE-functies
- Te tonen EIRENE-functies