Betekenis van:
totaal

totaal
Zelfstandig naamwoord
  • alle onderdelen tezamen
"Het totaal is meer dan de som der delen."
totaal
Bijvoeglijk naamwoord
  • geheel
"De totale productiewaarde van de sector steeg met 10%."
totaal
Bijvoeglijk naamwoord
  • volkomen, volledig
"De Europese top is uitgelopen op een totale mislukking."
totaal
Bijvoeglijk naamwoord
  • totaal; totaal; geheel; compleet; volledig; helemaal; compleet; compleet; geheel; niet gedeeld
"totaal uitgeput"
"het totale bedrag"

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hij was totaal niet tevreden.
  2. Zij is totaal niet geinteresseerd in jongens.
  3. De geschiedenis lijkt totaal niet op wat je in geschiedenisboeken leest.
  4. Chinese gerechten in Europa lijken totaal niet op Chinese gerechten in China.
  5. TOTAAL
  6. Totaal
  7. Totaal
  8. Totaal
  9. TOTAAL
  10. Totaal
  11. Totaal
  12. Totaal
  13. % totaal
  14. totaal: …
  15. Totaal