Betekenis van:
totaal
totaal
Zelfstandig naamwoord
- alle onderdelen tezamen
"Het totaal is meer dan de som der delen."
totaal
Bijvoeglijk naamwoord
- geheel
"De totale productiewaarde van de sector steeg met 10%."
totaal
Bijvoeglijk naamwoord
- volkomen, volledig
"De Europese top is uitgelopen op een totale mislukking."
totaal
Bijvoeglijk naamwoord
- totaal; totaal; geheel; compleet; volledig; helemaal; compleet; compleet; geheel; niet gedeeld
"totaal uitgeput"
"het totale bedrag"
Synoniemen
Voorbeeldzinnen
- Hij was totaal niet tevreden.
- Zij is totaal niet geinteresseerd in jongens.
- De geschiedenis lijkt totaal niet op wat je in geschiedenisboeken leest.
- Chinese gerechten in Europa lijken totaal niet op Chinese gerechten in China.
- TOTAAL
- Totaal
- Totaal
- Totaal
- TOTAAL
- Totaal
- Totaal
- Totaal
- % totaal
- totaal: …
- Totaal