Betekenis van:
traag
traag
Bijvoeglijk naamwoord
- met geringe snelheid
Voorbeeldzinnen
- Opa spreekt heel traag.
- Tom stapt traag.
- Hoe traag zijt ge toch!
- Ik wandelde zo traag als ik kon.
- belemmeringen voor een intensiever gebruik van internet: verbinding te traag;
- De verlening van de toestemming geschiedt thans te traag.
- als het wel vlam vat, brandt het traag, met een lage snelheid van brandvoortplanting.
- indien zij vlam vatten, branden zij traag, met een lage snelheid van brandvoortplanting;
- Onoplosbaar in water en organische oplosmiddelen, traag oplosbaar in oplossingen van natriumcarbonaat, natriumhydroxide en trinatriumfosfaat
- Inwendige bewegende delen kunnen traag worden voortbewogen, waar dat mogelijk is.
- computervaardigheden voor het opsporen en oplossen van computerproblemen (bv. computer die traag werkt).
- als het wel vlam vat, brandt het traag, met een lage snelheid van brandvoortplanting;
- als het wel vlam vat, brandt het traag en veroorzaakt het geen brandende of smeltende druppels.
- De spreker begrijpt alleen geïsoleerde, uit het hoofd geleerde zinnen, voorzover ze zorgvuldig en traag worden uitgesproken.
- De voor het efficiënt functioneren van de remmen benodigde lucht- en/of vacuümdruk komt te traag tot stand