Betekenis van:
trainer
trainer (de ~ | meervoud trainers)
Zelfstandig naamwoord
- iemand die anderen traint
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Put-trainer
- De CRM-basiscursus wordt gegeven door ten minste één CRM-trainer die aanvaardbaar is voor de autoriteit en die kan worden bijgestaan door deskundigen voor specifieke vakgebieden.
- Modulaire CRM-training — door ten minste één CRM-trainer die aanvaardbaar is voor de autoriteit en die kan worden bijgestaan door deskundigen voor specifieke vakgebieden.
- Modulaire CRM-training — door ten minste één CRM-trainer die aanvaardbaar is voor de autoriteit en die kan worden bijgestaan door deskundigen voor specifieke vakgebieden.
- een studie naar de identificatie en de definitie van „beste praktijken” voor de activiteiten van het programma „Betere opleiding voor veiliger voedsel” om de „train-the-trainer”-aanpak beter te bevorderen door aan te geven welke opleidingsinstrumenten aan specifieke behoeften moeten worden aangepast.