Betekenis van:
tranen

tranen
Werkwoord
  • van de ogen
"ogen tranen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

traan (de ~ | meervoud tranen)
Zelfstandig naamwoord
  • druppel oogvocht
"bloed, zweet en tranen kosten"
"tranen biggelen over/langs iemands wangen"

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ze huilde bittere tranen.
  2. Droog je tranen.
  3. Hij brak in tranen uit.
  4. Tranen liepen over mijn wangen.
  5. Tranen biggelden over haar wangen.
  6. Ik barstte in tranen uit.
  7. Haar ogen vulden zich met tranen.
  8. Ik zie tranen in je ogen.
  9. Haar ogen vulden zich met tranen.
  10. Ze riep naar hem, terwijl tranen over haar wangen rolden.
  11. Ze barstte uit in tranen van vreugde toen ze het nieuws hoorde.
  12. Ik kreeg tranen in mijn ogen toen ik de uien fijnsneed.
  13. Tranen hebben soms de kracht van woorden