Betekenis van:
trans

trans (de ~ | meervoud transen)
Zelfstandig naamwoord
  • gang aan de buitenkant v.e. toren; gang aan de buitenkant v.e. toren; omgang op een gebouw; omgang rond een toren
"ze blazen de trompetten vanaf de eerste trans van de toren"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. 2,6-decadienal (trans,trans-)
  2. Trans-buteendizuur, trans-1,2-etheendicarbonzuur
  3. Trans, trans-hexa-2,4-dieenzuur
  4. Heptachloorepoxide, trans-
  5. Chloordaan, trans-
  6. trans-Methylcrotonaat
  7. Calciumzouten van trans, trans-hexa-2,4-dieenzuur
  8. Kaliumzout van trans, trans-hexa-2,4-dieenzuur
  9. trans-Europese netwerken
  10. TRANS-EUROPESE ENERGIENETWERKEN
  11. trans-4-butylcyclohexaancarboxylaat (INNCN)
  12. Het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem
  13. TRANS-EUROPEES VERVOERSNET
  14. trans-2-buteen
  15. HET TRANS-EUROPESE HOGESNELHEIDSSPOORWEGSYSTEEM