Betekenis van:
trapper

trapper
Zelfstandig naamwoord
  • een uitsteeksel aan een toestel of voertuig bedoeld om met de voet op te trappen
"Hij ging eens flink op de trappers staan."
trapper (de ~ | meervoud trappers)
Zelfstandig naamwoord
  • trapper v.e. rijwiel; pedaal v.e. fiets
"recht op de trappers gaan staan"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

trapper
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die dieren om hun pels jaagt

Synoniemen

Hyperoniemen