Betekenis van:
trio
trio (het ~ | meervoud trio's)
Zelfstandig naamwoord
- muziekstuk voor drie partijen
"een trio voor strijkers en piano"
Hyperoniemen
trio (het ~ | meervoud trio's)
Zelfstandig naamwoord
- drietal, drie personen die samen een muziek- of zangstuk uitvoeren
"een trio [zangers]"
"zij vormen een onafscheidelijk trio"
Synoniemen
Hyperoniemen
trio
Zelfstandig naamwoord
- een muziekstuk voor drie spelers
"We hebben een leuk triootje gespeeld vanmiddag."
trio
Zelfstandig naamwoord
- een groep van drie personen die gezamenlijk optreedt
"Dit trio heeft grote bekendheid verworven."
trio
Zelfstandig naamwoord
- aantal van drie
"het trio biermerken"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- „Trio-milk” OOD
- Zakład Masarski „Trio” Spolka jawna
- per monogaam paartje of trio met nakomelingen
- per monogaam paartje (al dan niet ingeteeld) of per trio (ingeteeld).