Betekenis van:
trip
trip (de ~ | meervoud trips)
Zelfstandig naamwoord
- tijd gedurende welke men onder invloed is van hallucinogene middelen
"een trip nemen"
Hyperoniemen
trip (de ~ | meervoud trips)
Zelfstandig naamwoord
- tocht die men voor zijn genoegen maakt
"een trip maken/ondernemen"
"een trip naar [Hawaï]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ze hebben hun trip vanwege Regen afgebroken.
- We plannen een trip naar New York.