Betekenis van:
troon

troon
Zelfstandig naamwoord
  • zetel waar een vorst op zit tijdens formele plechtigheden

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kustgebieden van Troon in het zuidwesten van Schotland tot Wick in het noordoosten van Schotland, alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden
  2. De kustgebieden vanaf Troon in het zuidwesten van Schotland tot Wick in het noordoosten van Schotland, en de eilanden ten westen en ten noorden daarvan
  3. Kustgebieden van Troon (in het zuidwesten van Schotland) tot Wick (in het noordoosten van Schotland), alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden