Betekenis van:
twintigtal
twintigtal (het ~ | meervoud twintigtallen)
Zelfstandig naamwoord
- groep van twintig stuks
"een twintigtal [toehoorders]"
"een twintigtal [jongeren/gedichten/koeien]"
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Zoals in de missie en taakomschrijving van 28 augustus 1987 wordt vervolgens in een twintigtal artikelen nader ingegaan op de inhoud van deze openbarediensttaken.
- Bij haar brief heeft OS kopieën van interne e-mails gevoegd waarin wordt getracht aan te tonen dat Alitalia op een bepaalde markt en op een bepaald moment als prijsleider opereert; voorts zijn een aantal vergelijkende tabellen bijgevoegd voor vluchten vanuit Brussel van Alitalia en OS op een twintigtal routes in de periode maart-mei 2005.
- Vervolgens wordt in een twintigtal artikelen in details getreden over de inhoud van deze openbarediensttaken: pluralistische meningsuiting van gedachten- en opiniestromingen; eerlijke, onafhankelijke en pluralistische informatieverstrekking; aanpassing aan de technologische veranderingen; aanpassing van de programma's aan de moeilijkheden van dove en slechthorende personen; uitzending van regeringsmededelingen, de belangrijkste debatten van het parlement, programma's gewijd aan politieke, vak- en beroepsorganisaties en aan de belangrijkste in Frankrijk beleden godsdiensten; uitzending van boodschappen die gewijd zijn aan grote nationale thema's, de veiligheid van het wegverkeer en voorlichtingsprogramma's voor de consument; uitzending van educatieve en sociale programma's; verplichtingen inzake het uitzenden en de aard van documentaires, voorlichtings-, theater-, muziek-, dans-, amusements-, sport-, kinder- en jongerenprogramma's, alsook fictiewerken.