Betekenis van:
twisten
twisten
Werkwoord
- onenigheid hebben
"Het scheidende echtpaar twistte openbaar over het lot van hun kinderen, maar tot een publieke veldslag kwam het nooit."
twisten
Werkwoord
- een discussie voeren
"Zij twistten over de vraag hoe de bermen in Nederland het best beheerd kunnen worden."
twist (de ~ | meervoud twisten)
Zelfstandig naamwoord
- toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
"de Hoekse en Kabeljauwse twisten"
"een echtelijke twist"
Synoniemen
- ruzie
- bonje
- disharmonie
- herrie
- kif
- kift
- onaangenaamheden
- onaangenaamheid
- onenigheid
- onmin
- stront
- trammelant
- kwestie
- mot
- onvrede
- heibel
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Over smaak valt niet te twisten.
- Over smaken (en kleuren) valt niet te twisten