Betekenis van:
uitbreiden

uitbreiden
Werkwoord
  • iets een groter oppervlak laten innemen
"Verder kunnen kinderen hun woordenschat uitbreiden door liedjes, rijmpjes en versjes."
uitbreiden
Werkwoord
  • doen toenemen; groter maken; uitbreiden
"een luchthaven uitbreiden"
"[het personeelsbestand] uitbreiden tot [70 werknemers]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. het uitbreiden van personeelsuitwisseling;
  2.  het uitbreiden van innovatieclusters;
  3. het uitbreiden van innovatieclusters;
  4. de contacten met bewustmakingsactiviteiten buiten Europa uitbreiden;
  5. creëren en uitbreiden van opkomende sectoren.
  6. het aantal te controleren punten uitbreiden;
  7. Uitbreiden opslagcapaciteit tot mestproductie van 9 maanden.
  8. De Europese infrastructuren uitbreiden en verbeteren
  9. De interne markt uitbreiden en verdiepen
  10. De LBBW zal de risicomonitoring en het risicotoezicht verder uitbreiden.
  11. Richtsnoer nr. 12: De interne markt uitbreiden en verdiepen.
  12. de verplichte periodieke technische controle uitbreiden tot andere categorieën voertuigen;
  13. De interne markt uitbreiden en verdiepen. Hiertoe moeten de lidstaten:
  14. III. GRONDEN VOOR HET INLEIDEN EN UITBREIDEN VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE
  15. Deze trend zal de markt voor DPF's de volgende jaren verder doen uitbreiden.