Betekenis van:
uitdoen
uitdoen
Werkwoord
- uittrekken, afleggen
"'een trui'/'je schoenen' uitdoen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
uitdoen
Werkwoord
- uitschakelen
"Hij deed het licht uit."
uitdoen
Werkwoord
- kleding afleggen
"De stripper deed tergend langzaam haar bloesje uit."
uitdoen
Werkwoord
- wegvegen; schoonvegen; uitvegen; uitwissen; uitvegen
"een fout uitdoen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Kan je het licht uitdoen?
- Moet ik hier mijn schoenen uitdoen?
- Je kan maar beter het licht uitdoen voordat je gaat slapen.