Betekenis van:
uitloop
uitloop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- mogelijkheid om langer door te gaan
"met een uitloop"
"een uitloop tot vier jaar"
Hyperoniemen
uitloop (de ~ | meervoud uitlopen)
Zelfstandig naamwoord
- het nog bewegen na uitdoen v.d. motor
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Vrije uitloop
- Hoeve … met uitloop
- legkippen met vrije uitloop;
- Boerenscharrel … met vrije uitloop
- Boerenscharrel … met uitloop
- „Scharrel … met uitloop”,
- Scharrel … met uitloop
- Hoeve … met vrije uitloop
- productietype (d.w.z. conventioneel, vrije uitloop, biologisch);
- „biologische legkippen” en „legkippen met vrije uitloop”:
- Eieren van hennen met vrije uitloop
- Voeder: worden de varkens in dit hok, deze uitloop of deze groep uitsluitend met mengvoeder gevoerd?
- procedures voor de start, het afvangen, de landing, de uitloop en de afgebroken nadering;
- voor houderijsystemen waarin de legkippen toegang hebben tot een uitloop in de open lucht:
- het bedrijf is een veehouderij met vrije uitloop waar zoogkoeien extensief worden gehouden;