Betekenis van:
uitmaken
uitmaken
Werkwoord
- noemen
"iemand uitmaken voor ['leugenaar'/'rotte vis']"
Hyperoniemen
Hyponiemen
uitmaken
Werkwoord
- een einde maken aan bijvoorbeeld een relatie
"Ze hebben het na drie jaar toch uitgemaakt."
uitmaken
Werkwoord
- doven (van vuur)
"Ik heb het vuur uitgemaakt met een flinke puts water."
uitmaken
Werkwoord
- beslissen, verschil maken
"Wie zal uitmaken of het wel waar is."
uitmaken
Werkwoord
- ''deel ~ van'': een onderdeel zijn van iets
"Het Nederlandstalige woordenboek maakt deel uit van een heel stelsel van woordenboeken."
uitmaken
Werkwoord
- vaststellen wat er gedaan moet worden
"iets voor jezelf uitmaken"
"uitmaken of [je iets gaat doen of niet]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Tom wil het niet uitmaken met Mary.
- watertanks die deel uitmaken van de scheepsconstructie,
- watertanks die deel uitmaken van de scheepsconstructie,
- deel uitmaken van een doorlopende reeks, en
- de diensten worden verleend aan de strijdkrachten die deel uitmaken of zullen uitmaken van UNIFIL;
- Lidstaten die deel uitmaken van de geografische intercalibratiegroep
- goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers,
- inrichtingen die geen deel uitmaken van de constructie;
- Codes landen die deel uitmaken van het vervoerstraject
- Andere betrokken partijen mogen van de groepering deel uitmaken.
- Andere gegevens die deel uitmaken van het typegoedkeuringsmerk
- „groep assen” assen die deel uitmaken van een bogie.
- Dergelijke contactpunten kunnen deel uitmaken van de algemene consumentenvoorlichtingsloketten.
- ANDERE GEGEVENS DIE DEEL UITMAKEN VAN HET TYPEGOEDKEURINGSMERK
- .9 Gewoonlijk gesloten deuren die deel uitmaken van een ontsnappingsweg.