Betekenis van:
uitoefening

uitoefening (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het uitvoeren; geregelde uitoefening
"tijdens de uitoefening van [zijn dienst/hobby]"
"bij de uitoefening van [zijn beroep]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Uitoefening beroepswerkzaamheid:
  2. Uitoefening van het herroepingsrecht
  3. DE UITOEFENING VAN BEVOEGDHEDEN
  4. Uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden
  5. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
  6. UITOEFENING VAN RECHTEN
  7. Uitoefening van het toezicht
  8. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
  9. B (voor uitoefening van beroep)
  10. de uitoefening van onbezoldigde werkzaamheden;
  11. B voor uitoefening van beroep
  12. Tijdens de uitoefening van die opdrachten:
  13. Uitoefening van het recht tot toegang
  14. WIJZE VAN UITOEFENING VAN HET BEROEP
  15. UITOEFENING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE OMBUDSMAN