Betekenis van:
uitoefening
uitoefening (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- het uitvoeren; geregelde uitoefening
"tijdens de uitoefening van [zijn dienst/hobby]"
"bij de uitoefening van [zijn beroep]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Uitoefening beroepswerkzaamheid:
- Uitoefening van het herroepingsrecht
- DE UITOEFENING VAN BEVOEGDHEDEN
- Uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden
- Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
- UITOEFENING VAN RECHTEN
- Uitoefening van het toezicht
- Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
- B (voor uitoefening van beroep)
- de uitoefening van onbezoldigde werkzaamheden;
- B voor uitoefening van beroep
- Tijdens de uitoefening van die opdrachten:
- Uitoefening van het recht tot toegang
- WIJZE VAN UITOEFENING VAN HET BEROEP
- UITOEFENING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE OMBUDSMAN