Betekenis van:
uitroep

uitroep
Zelfstandig naamwoord
  • wat men uitroept, luid geuite woorden of klanken
"Op het heuglijke nieuws liet ze een uitroep van vreugde."
uitroep (de ~ | meervoud uitroepen)
Zelfstandig naamwoord
  • wat men uitroept, luid geuite woorden

Hyperoniemen