Betekenis van:
uitslag

uitslag
Zelfstandig naamwoord
  • afloop, resultaat
"De uitslag van de wedstrijd was zeer teleurstellend voor de thuisploeg."
uitslag (de ~ | meervoud uitslagen)
Zelfstandig naamwoord
  • resultaat v.e. strijd of test
"de uitslag bekendmaken"
"een eerste/definitieve uitslag"

Hyperoniemen

uitslag (de ~ | meervoud uitslagen)
Zelfstandig naamwoord
  • beweging t.o.v. de ruststand

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Uitslag
  2. Uitslag:
  3. Totale uitslag
  4. UITSLAG VAN DE CONTROLE
  5. Inslag en uitslag
  6. UITSLAG VAN DE CONTROLE
  7. UITSLAG VAN DE CONTROLE
  8. een negatieve uitslag gaven, en]
  9. in het geval van uitslag:
  10. De uitslag kan pas plaatsvinden:
  11. de datum van gebruik of uitslag;
  12. de datum van de in- of uitslag;
  13. F218: datum van beëindiging particuliere opslag (uitslag)
  14. De uitslag van de stemming wordt geregistreerd.
  15. F218: datum van beëindiging particuliere opslag (uitslag)