Betekenis van:
uitslag
uitslag
Zelfstandig naamwoord
- afloop, resultaat
"De uitslag van de wedstrijd was zeer teleurstellend voor de thuisploeg."
uitslag (de ~ | meervoud uitslagen)
Zelfstandig naamwoord
- resultaat v.e. strijd of test
"de uitslag bekendmaken"
"een eerste/definitieve uitslag"
Hyperoniemen
uitslag (de ~ | meervoud uitslagen)
Zelfstandig naamwoord
- beweging t.o.v. de ruststand
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Uitslag
- Uitslag:
- Totale uitslag
- UITSLAG VAN DE CONTROLE
- Inslag en uitslag
- UITSLAG VAN DE CONTROLE
- UITSLAG VAN DE CONTROLE
- een negatieve uitslag gaven, en]
- in het geval van uitslag:
- De uitslag kan pas plaatsvinden:
- de datum van gebruik of uitslag;
- de datum van de in- of uitslag;
- F218: datum van beëindiging particuliere opslag (uitslag)
- De uitslag van de stemming wordt geregistreerd.
- F218: datum van beëindiging particuliere opslag (uitslag)