Betekenis van:
uitspraak
uitspraak (de ~ | meervoud uitspraken)
Zelfstandig naamwoord
- het uiten, bekendmaken van een oordeel
"de uitspraak van de rechter was niet mild"
"een scheidsrechterlijke uitspraak"
Hyperoniemen
uitspraak
Zelfstandig naamwoord
- de ''manier waarop'' iemand een woord, zin of taal ten gehore brengt of zou moeten brengen
uitspraak
Zelfstandig naamwoord
- een woord of zin door iemand uitgesproken
uitspraak
Zelfstandig naamwoord
- een veroordeling in een rechtbank
Voorbeeldzinnen
- Zijn uitspraak geeft aan dat hij een buitenlander is.
- De beklaagde ging zonder aarzelen in beroep tegen de uitspraak.
- Uitspraak
- Niet-strafrechtelijke uitspraak [8]
- Aanhouding van de uitspraak
- Uitspraak van 16 mei 2002.
- uitspraak doen in betwiste amnestiezaken;
- Eindbeslissing en uitspraak van de beroepscommissie
- de gronden waarop de uitspraak is gebaseerd;
- Het Hof van Justitie is bevoegd om uitspraak te doen:
- Uitspraak op 10.11.2006 door het Hof van Cassatie bevestigd.
- Hierover heeft het gerecht echter geen beslissende uitspraak gedaan.
- Onschendbaarheid/opschorting van de uitspraak/uitstel van straf, waarschuwing
- De uitspraak is bindend voor de partijen bij het geding.
- HET VERZOEK OM VOLGENS DE VERSNELDE PROCEDURE UITSPRAAK TE DOEN