Betekenis van:
universiteit
universiteit (de ~ | meervoud universiteiten)
Zelfstandig naamwoord
- onderwijs- en onderzoeksinstelling
"aan de universiteit (werken/studeren)"
"op de universiteit (zijn/werken)"
Synoniemen
Hyperoniemen
universiteit
Zelfstandig naamwoord
- een instelling voor hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en dienstverlening
"Hij studeert momenteel informatica op de universiteit van Amsterdam."
universiteit
Zelfstandig naamwoord
- gebouw v.e. universiteit
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.
- Een aanmerkelijk aantal studenten wil naar de universiteit gaan.
- Ze is een net van de universiteit afgestudeerde lerares.
- Ik ben tevreden met mijn leven aan de universiteit tot op zekere hoogte.
- De professor die het woord nam, is van de Universiteit Boekarest.
- Ze was vroeger nogal verlegen, maar sinds ze naar de universiteit is gegaan, is ze echt tot bloei gekomen.
- Wat er toe doet is niet aan welke universiteit je afstudeerde, maar wat je geleerd hebt terwijl je er was.
- Elke student die afgestudeerd is aan onze universiteit heeft ten minste twee jaar Engels gestudeerd met een persoon die Engels als moedertaal spreekt.
- School, hogeschool of universiteit
- Bouwwerkzaamheden voor universiteit
- Universiteit van Łódź en Technische Universiteit van Łódź.
- Universiteit van Tel Aviv (Israël)
- CLOETINGH, Vrije Universiteit van Amsterdam
- Asachi” Iași (Technische Universiteit „Gh.
- Universiteit van Tel Aviv (Israël)