Betekenis van:
vaart
vaart
Zelfstandig naamwoord
- een opgebouwde snelheid
"De auto vloog met grote vaart de bocht uit."
vaart
Zelfstandig naamwoord
- een kanaal, een bevaarbaar gemaakte watergang
"Deze vaart verbindt het dorp met de stad."
vaart
Zelfstandig naamwoord
- het varen, het bedrijven van scheepvaart als beroep
"Hij zit op de grote vaart."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Deze tanker vaart naar Koeweit.
- Als je niet weet naar welke haven je vaart, is geen enkele wind gunstig
- Steun aan de korte vaart
- Vlag (waaronder het koopvaardijschip vaart)
- I. Bevordering van de korte vaart
- tegen meer dan 15 knopen vaart;
- Er bestaat geen wettelijke definitie van „korte vaart”.
- De verklaring: Bovengenoemd schip is goedgekeurd voor de vaart
- Zeevervoer (kustvaart en grote vaart) en short sea shipping
- .9.1 Alle waterdichte deuren moeten tijdens de vaart gesloten blijven en mogen alleen tijdens de vaart worden geopend onder de in de punten 9.2 en 9.3 aangegeven voorwaarden.
- .9.1 Alle waterdichte deuren moeten tijdens de vaart gesloten blijven en mogen alleen tijdens de vaart worden geopend onder de in de punten .9.2 en .9.3 aangegeven voorwaarden.
- het vaartuig niet later dan december 1998 is opgeleverd en in de vaart gebracht, en
- Infrastructuur die nodig is voor de ontwikkeling van de korte vaart en de zee-/binnenvaart
- het vaartuig niet later dan 4 december 1998 is opgeleverd en in de vaart gebracht, en
- steun voor het definitief uit de vaart nemen van vissersvaartuigen door overbrenging naar een derde land