Betekenis van:
vallen
vallen
Werkwoord
- figuurlijk ergens zijn of terechtkomen
"de avond valt"
"er vallen klappen"
Hyperoniemen
vallen
Werkwoord
- in de genoemde toestand komen; in een toestand geraken; in de genoemde toestand komen; in die toestand komen; in een toestand komen
"De boot valt stil."
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
vallen
Werkwoord
- (van speelkaarten) op tafel uitgespeeld worden
"Als de schoppenvrouw valt dan is het spel afgelopen."
Hyperoniemen
vallen
Werkwoord
- ontstemd, geprikkeld worden
"vallen over iets/iemand"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
vallen
Werkwoord
- vrijelijk onder invloed van de zwaartekracht naar de aarde bewegen
"De roekeloze beklimmer van het gebouw viel gelukkig niet."
vallen
Werkwoord
- ondanks verzet in vijandelijke handen komen
"Die stad is snel gevallen."
vallen
Werkwoord
- sterven in de strijd
"Adolf viel in de slag bij Heiligerlee."
vallen
Werkwoord
- ''~ te'': drukt een mogelijkheid uit
"Daar viel bitter weinig aan te veranderen."
vallen
Werkwoord
- ''~ + meewerkend voorwerp'' op een bepaalde manier ervaren worden
"Het afscheid is hem erg zwaar gevallen."
val (de ~ | meervoud vallen)
Zelfstandig naamwoord
- het instorten; keer dat men onderuitgaat
"een zware val"
"iemand ten val brengen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Laat vallen.
- Waar gehakt wordt vallen spaanders.
- Laat dat glas niet vallen.
- In oktober beginnen de bladeren te vallen.
- Ik ben bang om te vallen.
- We zetten vallen om kakkerlakken te vangen.
- Het is noodzakelijk om af te vallen.
- Normaal gesproken vallen wolven geen mensen aan.
- Ik denk dat ik flauw ga vallen.
- Ge hebt uw zakdoek laten vallen.
- Dit is een beproefde methode om af te vallen.
- Ze gaf hem de tip af te vallen.
- Jammer dat ik niet hoef af te vallen.
- Herhalingen vallen niet in goede aarde
- Hieronder vallen bijvoorbeeld dekens, tenten, verplaatsbare keukens en generatoren.