Betekenis van:
veilig
veilig
Bijvoeglijk naamwoord
- niet aan gevaar blootstaand
"Na een spannende reis was hij thuis weer in een veilige omgeving."
veilig
Bijvoeglijk naamwoord
- beschermd tegen gevaar
"het slot is veilig"
"veilig verkeer"
Synoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Rijd veilig!
- Laat ons veilig zijn.
- Dat is niet veilig.
- Het is nergens veilig.
- Niet op die ladder klimmen; hij is niet veilig.
- Ze was heel blij dat haar zoon veilig terug was gekomen.
- Het kind voelde zich veilig in de armen van zijn moeder.
- groen veilig.
- veilig beladen;
- Categorie 1: (veilig gebied):
- zij veilig zijn; en
- Categorie 4: (veilig gebied)
- Categorie 1: (veilig gebied):
- Aanbevelingen voor veilig gebruik
- veilig rijden in tunnels”;