Betekenis van:
veilig

veilig
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet aan gevaar blootstaand
"Na een spannende reis was hij thuis weer in een veilige omgeving."
veilig
Bijvoeglijk naamwoord
  • veilig; beschermd tegen gevaar
"de vluchteling is hier veilig"
"iets veilig opbergen"

Synoniemen

Hyperoniemen

veilig
Bijvoeglijk naamwoord
  • beschermd tegen gevaar
"het slot is veilig"
"veilig verkeer"

Synoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Rijd veilig!
  2. Laat ons veilig zijn.
  3. Dat is niet veilig.
  4. Het is nergens veilig.
  5. Niet op die ladder klimmen; hij is niet veilig.
  6. Ze was heel blij dat haar zoon veilig terug was gekomen.
  7. Het kind voelde zich veilig in de armen van zijn moeder.
  8. groen veilig.
  9. veilig beladen;
  10. Categorie 1: (veilig gebied):
  11. zij veilig zijn; en
  12. Categorie 4: (veilig gebied)
  13. Categorie 1: (veilig gebied):
  14. Aanbevelingen voor veilig gebruik
  15. veilig rijden in tunnels”;