Betekenis van:
verbouw

verbouw (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het kweken; teelt van gewassen; het telen; het kweken; teelt
"de verbouw van aardappelen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Verbouw van schepen (excl. sport- en recreatievaartuigen), baggermolens, booreilanden e.d.
  2. goederen die zijn bestemd voor de bouw, het herstel, het onderhoud of de verbouw van deze platformen;
  3. goederen die bij de bouw, het herstel, het onderhoud of de verbouw van deze platformen een integrerend deel ervan zijn geworden;