Betekenis van:
verkopen

verkopen
Werkwoord
  • verkocht worden
"goed/slecht verkopen"

Hyperoniemen

verkopen
Werkwoord
  • opdissen; als debet boeken
"grappen verkopen"
"onzin verkopen"

Synoniemen

Hyperoniemen

verkopen
Werkwoord
  • wijsmaken
"iemand smoesjes/verhaaltjes verkopen"

Hyperoniemen

verkopen
Werkwoord
  • goederen tegen betaling aan een nieuwe eigenaar geven
"Zij verkochten hun oude bank nadat zij een nieuwe hadden aangeschaft."
verkoop (de ~ | meervoud verkopen)
Zelfstandig naamwoord
  • het verkopen
"de verkoop van [koffie]"
"koop en verkoop"

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik ga mijn huis verkopen.
  2. Verkopen ze schriften in die winkel?
  3. Aan wie ging je het verkopen?
  4. Ze verdienen hun brood met het verzamelen en verkopen van oude kranten.
  5. Fictieromans verkopen beter dan realiteit. In feite verkoopt realiteit helemaal niet.
  6. Mensen zouden hun ziel verkopen om vanaf deze plaatsen naar het concert te luisteren.
  7. De organisatie organiseert ieder jaar een stuk of wat ontmoetingen van vrijwilligers die de deuren langs gaan om Friese boeken te verkopen.
  8. Verkopen
  9. Verkopen van gebouwen
  10. Verkopen van onroerend goed
  11. BETREFT LEVERINGEN + RECHTSTREEKSE VERKOPEN
  12. Rechtstreekse verkopen van waardepapier
  13. Verkopen van onbebouwd land
  14. Verkopen van land
  15. Rechtstreekse verkopen van waardepapier