Betekenis van:
verkoper

verkoper (de ~ | meervoud verkopers)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die (beroepsmatig) verkoopt
"op genoemd tijdstip bevonden zich volgens de verkoper twee mannen in de winkel, die naar eigen zeggen van Franse afkomst waren"
"de koop is pas geldig als de koper en de verkoper beiden getekend hebben"

Hyperoniemen

Hyponiemen

verkoper
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die goederen of diensten verkoopt
"Hij werkt als verkoper in die winkel."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik ben verkoper.
  2. EXPORTEUR/VERKOPER
  3. de verkoper van suikerbieten, hierna „verkoper” genoemd.
  4. (verkoper van ETVA)
  5. Naam van de verkoper
  6. (verkoper van HSY)
  7. Beginsel van de particuliere verkoper
  8. Informatie over de exporteur/verkoper
  9. Informatie over de exporteur/verkoper
  10. Aanduiding van bottelaar, producent, importeur en verkoper
  11. naam van de verkoper of leverancier;
  12. verkoper, de CBT, een aandeelhouder, vereffenaar, curator, accountant of bewindvoerder van verkoper;
  13. de naam en het adres van de verkoper;
  14. een lid van een bedrijfsorgaan van verkoper of koper;
  15. naam van de verkoper of leverancier, indien beschikbaar;