Betekenis van:
verpleegster
verpleegster (de ~ | meervoud verpleegsters)
Zelfstandig naamwoord
- iemand die beroepsmatig verpleegt; verpleegkundige
"een (on)gediplomeerd verpleegster"
"een gediplomeerd verpleegster"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
verpleegster
Zelfstandig naamwoord
- vrouw die zorg verleent aan zieken of gewonden
"Een verpleegster kwam de kamer binnen om het infuus te vervangen."
Voorbeeldzinnen
- Ze is verpleegster.
- Ze werd verpleegster.
- De verpleegster is in het wit gekleed.
- Het is haar droom verpleegster te worden.
- Een verpleegster kleedt zich in het wit.
- Ik wil geen verpleegster meer zijn.
- De verpleegster zal je uitleggen hoe dat moet.
- erkend dierverpleger/-verpleegster („listed veterinary nurse”);