Betekenis van:
verpleegster

verpleegster (de ~ | meervoud verpleegsters)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die beroepsmatig verpleegt; verpleegkundige
"een (on)gediplomeerd verpleegster"
"een gediplomeerd verpleegster"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

verpleegster
Zelfstandig naamwoord
  • vrouw die zorg verleent aan zieken of gewonden
"Een verpleegster kwam de kamer binnen om het infuus te vervangen."

Voorbeeldzinnen

  1. Ze is verpleegster.
  2. Ze werd verpleegster.
  3. De verpleegster is in het wit gekleed.
  4. Het is haar droom verpleegster te worden.
  5. Een verpleegster kleedt zich in het wit.
  6. Ik wil geen verpleegster meer zijn.
  7. De verpleegster zal je uitleggen hoe dat moet.
  8. erkend dierverpleger/-verpleegster („listed veterinary nurse”);