Betekenis van:
versterker
versterker (de ~ | meervoud versterkers)
Zelfstandig naamwoord
- apparaat dat geluid versterkt
"de versterker van een stereo-installatie"
"een elektrische gitaar aansluiten op de versterker"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Ik maakte een versterker gisteren.
- een 7-kanaals versterker,
- een vlamionisatiedetector met versterker/verzwakker;
- een elektronisch systeem, waaronder een audiofrequent- versterker;
- een AM/FM-radio-ontvanger met versterker,
- met ingebouwde versterker en met een of meer ingebouwde luidsprekers
- een combinatie-apparaat (een versterker, een AM/FM-radio-ontvanger en een DVD/CD-speler),
- een integrator/recorder, geschikt voor gebruik met de versterker/verzwakker (3.8.3).
- De versterker en de geluidsverwerkingseenheid worden in vergelijking hiermee als nevenfuncties beschouwd.
- Ontvangeenheden van infraroodsignalen, bestaande uit een fotodiode en ten minste één versterker in de vorm van een monolithische geïntegreerde schakeling, geborgen in een omhulling
- Mechanische trilgyroscopen aangedreven door een 25 of 26 KHz oscillator, bevattende een differentiële versterker en een detectie-eenheid, geborgen in omhulling voorzien van: ENC05D
- Onderverdeling 852712 omvat slechts radiocassettespelers met ingebouwde versterker doch zonder ingebouwde luidspreker, die zonder een externe elektrische energiebron kunnen werken en waarvan de afmetingen niet meer dan 170 mm × 100 mm × 45 mm bedragen.