Betekenis van:
vertrekken
vertrekken
Werkwoord
- een andere uitdrukking geven
"geen/een spier vertrekken"
"je gelaat/gezicht vertrekken"
Hyperoniemen
Hyponiemen
vertrekken
Werkwoord
- heengaan, zich van een bepaalde plaats verwijderen
"om 12 uur stipt vertrekken"
"met de noorderzon vertrekken"
Synoniemen
- afnokken
- aftaaien
- moven
- nokken
- opdonderen
- opduvelen
- opflikkeren
- ophoepelen
- opkramen
- opkrassen
- oplazeren
- opmieteren
- oprotten
- oprukken
- opsodemieteren
- wegwezen
- gaan
- heengaan
- weggaan
- opstappen
- opbreken
Hyperoniemen
Hyponiemen
vertrekken
Werkwoord
- weggaan.
vertrek (het ~ | meervoud vertrekken)
Zelfstandig naamwoord
- ruimte
"een ruim/somber/eenvoudig vertrek"
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- We gaan morgen vertrekken.
- We vertrekken zonder hem.
- We moeten vertrekken.
- Je moet nu niet vertrekken.
- Niemand mag vertrekken zonder toestemming.
- Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
- Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
- Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
- Ze gaan vertrekken naar New York.
- De regen weerhield me om te vertrekken.
- Het houdt juist op met regenen, laat ons dus vertrekken.
- In geval dat het regent, zal ik niet vertrekken.
- Ik verkoos te vertrekken in plaats van achter te blijven.
- Laat ons vertrekken van zodra hij terug is.
- Ik ben van plan om volgende week naar Europa te vertrekken.