Betekenis van:
vertrouwen
vertrouwen
Zelfstandig naamwoord
- het geloof in betrouwbaarheid van een persoon
"Ik heb alle vertrouwen in je."
vertrouwen
Zelfstandig naamwoord
- ideologie die gericht is op gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen en verbruiksgoederen
vertrouwen
Werkwoord
- geloven in de betrouwbaarheid van een persoon
"Wij zullen je voortaan meer vertrouwen."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Vertrouwen schept vertrouwen
- Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.
- Wederzijds vertrouwen
- Ik geloof dat hij te vertrouwen is.
- Eerlijk, ik kan hem niet vertrouwen.
- Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.
- We hebben vertrouwen in onze overwinning.
- Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
- Ik heb een groot vertrouwen in de dokter.
- Dat is iemand op wie je kan vertrouwen.
- Het enige wat jullie kunnen doen, is elkaar vertrouwen.
- Als de wereld niet was zoals ze is, zou ik iedereen kunnen vertrouwen.
- Vertrouwen is het nemen van de eerste stap, zelfs als je niet de hele trap kunt zien.
- Niets weten is het veiligste geloof/vertrouwen/garantie
- Gewettigd vertrouwen