Betekenis van:
vet

vet (het ~ | meervoud vetten)
Zelfstandig naamwoord
  • stof in weefsels als reservebrandstof; weefsel met vet
"iemand zijn vet geven"
"iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

vet (het ~ | meervoud vetten)
Zelfstandig naamwoord
  • kookproduct
"vloeibare/plantaardige/dierlijke vetten"
"iets in vet bakken/braden"

Hyperoniemen

Hyponiemen

vet
Zelfstandig naamwoord
  • een groep van chemische stoffen bestaande uit verbindingen tussen glycerol en vetzuren
"'Vetten' kennen we als gladde vloeistoffen en smeermiddelen."
vet
Zelfstandig naamwoord
  • gespecialiseerd dierlijk weefsel
vet
Zelfstandig naamwoord
  • dierlijke of plantaardige brandstof
vet
Bijvoeglijk naamwoord
  • leuk; leuk; erg goed
"een vette film"
"een vette auto"

Synoniemen

Hyperoniemen

vet
Bijvoeglijk naamwoord
  • gezet; dik; dik; van mensen; corpulent; corpulent; zwaarlijvig
"hij is zo vet als modder"

Synoniemen

vet
Bijvoeglijk naamwoord
  • erg, geweldig
"vet cool"

Synoniemen

vet
Bijvoeglijk naamwoord
  • met veel vet of oliën
"het eten is erg vet"
"de vette jaren"

Synoniemen

vet
Bijvoeglijk naamwoord
  • dik gedrukt; van letters
"vet gedrukt"
"vette letters"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hoe vet zou het zijn als Obama een mooi, dik afrokapsel zou laten staan?
  2. % vet
  3. Vet. nr.
  4. Vet (mengsels)
  5. Dierlijk vet
  6. Vet. Nr.
  7. Plantaardig vet
  8. Vet (MMP)
  9. Ruw vet
  10. Vet. nr.
  11. Ruw vet
  12. Vet (eindproduct)
  13. Toegevoegd vet
  14. Vreemd vet
  15. Huid + vet