Betekenis van:
vlak
vlak (het ~ | meervoud vlakken)
Zelfstandig naamwoord
- tweedimensionale uitgebreidheid
"een plat vlak"
"een vlak betegelen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
vlak
Zelfstandig naamwoord
- een verzameling punten die twee dimensies vult
"Hij kon enkel grote vlakken inkleuren."
vlak
Zelfstandig naamwoord
- zonder hoogte- en dieptepunten
vlak
Bijvoeglijk naamwoord
- zonder bergen of dalen
"Dat was een vlakke weg."
vlak
Bijvoeglijk naamwoord
- zonder nuancering; zonder contrasten
"een vlakke stem"
"een vlak toneelstuk"
Synoniemen
Hyperoniemen
vlak
Bijwoord
- op vlakke wijze
"Hij had het glas niet vlak neergezet en het viel daardoor om."
vlak
Bijwoord
- versterkend: in de onmiddellijke omgeving
"Het huis staat vlak naast een winkel en vlak bij een park."
vlak
Bijwoord
- helemaal
"Mensen denken verschillend over dit plan, maar ik ben er vlak voor."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ze hebben wiskunde gebruikt om de vorm van het universum vlak voor en na de oerknal te berekenen.
- Verticaal vlak
- 9 vlak
- verticaal vlak
- Zichtbaar vlak
- horizontaal vlak
- Horizontaal lager gelegen vlak
- X-vlak (verticaal dwarsvlak)
- Lensoppervlak gemakshalve vlak afgebeeld
- Z-vlak (horitontaal nulvlak)
- h-h: horizontaal vlak
- v-v: verticaal vlak
- Verticaal vlak P'
- Y-vlak (verticaal langsvlak)
- op een hellend vlak;