Betekenis van:
vloek
vloek (de ~ | meervoud vloeken)
Zelfstandig naamwoord
- spreuk die onheil over iets afroept; vloek; het iemand verwensen
"een vloek bezweren"
"een vloek uitspreken (over iemand/iets)"
Synoniemen
Hyperoniemen
vloek (de ~ | meervoud vloeken)
Zelfstandig naamwoord
- uitdrukking die een verwensing, een godslastering behelst
"een vloek slaken"
"in een vloek en een zucht"
Synoniemen
Hyperoniemen
vloek
Zelfstandig naamwoord
- bewust uitgesproken wens om iemand kwaad of leed aan te doen
"Er lijkt een vloek te rusten op dat verlaten huis."
vloek
Zelfstandig naamwoord
- godslasterende uiting als iemand schrikt, zich bezeert of heel ontevreden is
"In de andere kamer hoorde hij een hoop gehijg, gestommel en af een toe een vloek."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Het is een vloek.
- Het is een vloek.