Betekenis van:
vloot

vloot
Zelfstandig naamwoord
  • bij elkaar horende schepen
"De Britse vloot versloeg in 1805 de Frans-Spaanse vloot bij het Spaanse Trafalgar."
vloot
Zelfstandig naamwoord
  • bij elkaar horende vliegtuigen
"De vliegtuigmaatschappij heeft een aantal nieuwe vliegtuigen aan haar intercontinentale vloot toegevoegd."
vloot (de ~ | meervoud vloten)
Zelfstandig naamwoord
  • legeronderdeel ter zee; alle schepen v.e. land of leger; marine
"een vloot uitrusten/toerusten/bouwen"
"bij de vloot dienen"

Synoniemen

Hyperoniemen

vloot (de ~ | meervoud vloten)
Zelfstandig naamwoord
  • schaaltje voor boter; schaaltje voor de boter
"zou je me even het vlootje kunnen doorgeven?"

Synoniemen

Hyperoniemen

vloot (de ~ | meervoud vloten)
Zelfstandig naamwoord
  • alle vliegtuigen v.e. maatschappij; verzameling luchtvaartuigen

Synoniemen

Hyperoniemen

vloot
Zelfstandig naamwoord
  • aantal samen varende of bij elkaar liggende schepen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Een taal is een dialect met een leger en een vloot.
  2. Beheerder van de vloot
  3. Uitzettijd per ingezette vloot
  4. Vloot in eigendom
  5. Uitzettijd per ingezette vloot
  6. Concurrentievermogen van de EER-vloot
  7. Volledige vloot met uitzondering van:
  8. Diepte van elke ingezette vloot
  9. Aantal vliegtuigen in de vloot
  10. De volledige vloot, met uitzondering van:
  11. Verjonging en modernisering van de vloot
  12. De volledige vloot, met uitzondering van: 9G-TOP
  13. De volledige vloot, met uitzondering van: D6-CAM (851336)
  14. De volledige vloot, met uitzondering van: 9Q-CHC (constructienr.
  15. De volledige vloot, met uitzondering van: LET 410 UVP